( 2e vervolg hoofdstuk 9 van 'De grote scheiding' door C.S. Lewis).


" …. Maar die ongelukkige schimmen dan, die helemaal nooit in de omnibus
komen?'
'Ieder die 't verlangt komt erin.
Wees daar niet bang voor.
Tenslotte zijn er maar twee soorten mensen: zij die tot God zeggen: 'Uw wil
geschiede' en zij, tot wie God eindelijk zegt: 'uw wil geschiede'.
Allen, die in de hel zijn, hebben dat zelf gekozen.
Zonder die eigen keus zou er geen hel kunnen zijn.
Geen ziel, die oprecht en standvastig de vreugde begeert, zal haar ontberen.
Wie zoekt, die vindt.
Wie klopt, die wordt opengedaan.'

Op dat ogenblik werden we plotseling onderbroken door de schrille stem van
een schim, die buitengewoon vlug sprak.
Toen we omkeken, kregen we haar in 't oog.
Ze sprak tot een van de substantiële wezens en ging daar zó in op, dat ze ons
niet opmerkte.
Af en toe probeerde de substantiële geest er een woord tussen te krijgen,
doch zonder succes.
'O, lieve, ik heb zó'n verschrikkelijke tijd doorgemaakt, ik weet niet hoe ik hier
nog gekomen ben.
Ik kwam met Elinor Stone en we hadden alles afgesproken; we zouden elkaar
op de hoek van de Zinkstraat ontmoeten; ik had alles goed uitgelegd, omdat ik
wist hoe ze is, en ik had haar niet ééns, maar wel honderd keer gezegd, dat ik
haar niet wilde ontmoeten bij het huis van dat afschuwelijke mens van
Marjoribanks, na de manier waarop ze me behandeld heeft…dat was een van
de vreselijkste dingen, die me zijn overkomen.
Ik heb zo vurig verlangd het je te zeggen, omdat ik ervan overtuigd was, dat je
me gelijk zou geven; nee… wacht even tot ik het je verteld heb - ik probeerde
met haar samen te wonen toen ik pas aankwam en het was afgesproken dat zij
voor het eten zou zorgen en ik voor de huishouding; en ik dacht werkelijk, dat
ik het naar mijn zin zou krijgen, na al wat ik had doorgemaakt; maar ze bleek
zó veranderd, zó zelfzuchtig, zonder een greintje sympathie voor een ander -
en toen ik een keer tegen haar zei: Ik vind heus dat ik er wel recht op heb wat
ontzien te worden, omdat jij tenminste je tijd op aarde hebt uitgeleefd, terwijl
ik hier nog in geen jaren had moeten komen… maar ik vergeet, dat je dat niet
weet: ze hebben me vermoord, gewoon vermóórd; die man had me nooit
moeten opereren; ik had vandaag de dag nog in leven moeten zijn; ze hebben
me gewoonweg laten verhongeren in die verschrikkelijke kliniek; niemand
keek naar me om en…'.
Het schrille, eentonige geklaag stierf weg toen de spreekster, nog steeds
begeleid door de vriendelijk-geduldige geest, uit het gehoor verdween.

'Waar peins je over, mijn zoon?', vroeg mijn leraar.
'Ik peins erover, mijnheer', zei ik, 'dat, naar het mij voorkomt, dit ongelukkige
schepsel hoort tot de zielen, die gevaar lopen om verdoemd te worden.
Ze is niet slecht; zee is alleen maar een onnozele, babbelzieke, oude vrouw,
die gewend is te brommen; men heeft het gevoel dat een beetje
vriendelijkheid, gepaard met rust en verandering, haar weer tot een gewoon
mens zou maken'.
'Zo was het vroeger met haar.
Misschien is het nóg zo.
Indien het zo is, dan komt het zeker goed met haar.
De vraag is maar, of ze nu werkelijk een brompot ís'.
'Ik dacht, dat daar geen twijfel aan bestond'.
'Je begrijpt me verkeerd. De vraag is of ze een brompot is, of alleen maar
gebrom.
Als er in al dat gebrom maar een spoortje van een werkelijke vrouw is
overgebleven, kan dat weer tot leven gewekt worden.
Als er maar een enkel zwak vonkje is onder al die as, zullen we het
aanwakkeren tot alles weer helder opvlamt.
Maar als er niets is dan as, zullen we niet altijd doorgaan met die in onze eigen
ogen te blazen. Dan moet die as weggeveegd worden'.
'Maar hoe lang kan er een klacht zijn, als er geen klager is?'
'De hele moeilijkheid, als je de hel wilt begrijpen, is, dat hetgeen er te
begrijpen valt, zo ongeveer niets is.
Maar je zult het zelf wel ervaren hebben: het begint met een brommerige
stemming, waar je eigenlijke Ik nog buiten, misschien zelfs kritisch tegenover
staat.
In een somber ogenblik wil je dan jezelf aan die stemming overgeven.
Je kunt er spijt van hebben en je er weer bovenuit werken.
Maar er kan een dag komen, dat je daar niet meer toe in staat bent.
Dan is er geen Ik meer in je over om de stemming te kritiseren, evenmin als om
plezier in zo'n stemming te hebben.
Dan is er niets anders over dan het gebrom, dat altijd maar doorgaat als een
machine.
Maar kom!
Je bent hier om wat te zien en te horen.
Leun maar op mijn arm, dan gaan we een wandelingetje maken'.
Ik gehoorzaamde.
Op de arm te leunen van iemand, ouder dan ikzelf, was een ervaring die me
terug deed denken aan mijn kindertijd.
Met deze hulp viel mij het lopen draaglijk, zelfs zo, dat ik mij verbeeldde, dat
mijn voeten al weer een beetje substantiëler werden.
Maar een blik op die ongelukkige, doorschijnende vormen, overtuigde mij
ervan, dat ik dat prettige gevoel enkel aan de krachtige arm van mijn leraar te
danken had.

Misschien kwam het door zijn aanwezigheid, dat mijn andere zintuigen
eveneens scherper schenen te worden.
Ik merkte geuren in de lucht, die me tot nu toe ontgaan waren en de streek
vertoonde nieuwe schoonheden.
Overal zag ik water en tedere bloemen, die beefden in de ochtendwind.
Ver weg in de bossen zagen we herten voorbijschieten en eens kwam een
lenige panter spinnend naast mijn geleider lopen.
Wij kwamen ook een groot aantal schimmen tegen.

Ik geloof, dat de beklagenswaardigste onder hen wel de schim van een vrouw
was.
Haar ellende was tegenovergesteld aan die van de andere vrouw, de dame,
die door de eenhoorns opgeschrikt werd.
Deze vrouw scheen zich geheel niet bewust te zijn van haar schimmig
bestaan.
Meer dan een van de substantiële wezens poogde met haar te spreken, en in
het begin was haar houding tegenover hen mij volkomen een raadsel.
Het leek of ze haar gelaat, dat goed zichtbaar was, voortdurend vertrok en
haar wazig lichaam volkomen doelloos in allerlei bochten wrong.
Tenslotte kwam ik tot de gevolgtrekking dat zij - hoe ongelooflijk dat ook moge
schijnen - meende nog in staat te zijn hen te bekoren, waartoe ze dan ook
moeite deed.
Zij was een wezentje, dat zich geen conversatie meer kon voorstellen, dan
alleen als een middel tot dit doel.
Indien een lijk, dat reeds in een staat van ontbinding verkeerde, uit zijn kist
was opgestaan, zijn tandvlees met een lippenstift had bestreken en dan
getracht had te gaan flirten, dan had het resultaat niet griezeliger kunnen
zijn.
Ten langen leste mompelde ze: ' Wat 'n domme wezens!' en keerde terug naar
de bus.

Dit bracht mij ertoe mijn leraar te vragen, wat hij dacht van het voorval met de
eenhoorns.
'Het is best mogelijk, dat het succes gehad heeft', zei hij.
'Je zult wel hebben begrepen, dat hij haar schrik wilde aanjagen.
Niet dat vrees op zichzelf het schimmige van haar wezen zou kunnen
verminderen.
Maar als ze een ogenblik erdoor van haarzelf werd afgeleid, zou er in dat
moment een verandering kunnen intreden.
Ik heb het meegemaakt, dat ze op die manier verlost werden'.
Wij ontmoetten verscheidene schimmen, die alleen maar zo dicht in
de nabijheid van de hemel gekomen waren, om de hemelingen over
de hel te vertellen.
Dit is eigenlijk een van de meest voorkomende typen.
Anderen, die wellicht - zoals ikzelf - leraar in 't een of ander waren
geweest, wilden er werkelijk lezingen over geven; ze brachten dikke
notitieboeken vol statistieken mee en kaarten, en een van hen had
zelfs een projectielantaarn bij zich.
Sommigen wilden anekdoten vertellen over beruchte zondaars van
alle eeuwen, die ze daar beneden ontmoet hadden.
Maar de meesten schenen van mening, dat alleen al het feit, dat ze
zichzelf zoveel ellende berokkend hadden, hun een soort
superioriteit verleende.
'Jullie hebt een beschut leven geleid', smaalden zij, 'Jullie kent de
zelfkant van het leven niet.
Daar kunnen wij van spreken.
Wij zullen jullie eens een paar harde feiten noemen', alsof het enige
doel van hun komst was geweest, de hemel te kleuren met helse
beelden en tinten.
Voor zover ik met mijn eigen ervaring van de onderwereld kon
oordelen, waren ze allen volkomen onbetrouwbaar en allen even
onverschillig voor het land, waar ze aangekomen waren.
Zij wezen elke poging af om hen beter in te lichten en toen ze
merkten, dat niemand naar hen luisterde, keerden ze, de een na de
ander, terug naar de bus".
Een hel vol chagrijnen, die
zelfs nog trots zijn op wat zij
'de zelfkant van het leven
noemen..
....terwijl de hemel één en al
bloemengeur, vrijheid, humor en
ruimte is en zelfs de dieren er dansen.